Leuk dat waterpolo, maar hoe gaat dat nu eigenlijk. Op deze pagina proberen we zo duidelijk mogelijk in het kort (voor zover mogelijk) uit te leggen wat de spelregels zijn en hoe waterpolo gespeeld wordt.
Waterpolo is zoals wellicht bekend een teamsport die zwemmend met een bal wordt uitgevoerd. Het is de bedoeling om de bal zo vaak mogelijk in het doel van de tegenpartij te gooien. Elke geslaagde poging hiertoe levert één doelpunt op. Het team dat aan het eind van de wedstrijd de meeste doelpunten heeft gemaakt is de winnaar.
De informatie die hier staat is op dit moment beschreven zoals het voor de heren en dames teams geldt. Voor jeugd spelers zijn afwijkende regels. Deze worden t.z.t. hier toegevoegd. Klik hieronder op de subonderdelen om per onderdeel de informatie er over te lezen.
Wedstrijd
Een wedstrijd is verdeeld in vier perioden, die afhankelijk van de leeftijd van de spelers, het competitieniveau en het land, 3 tot 8 zuivere minuten duren. Dit betekent dat de tijdsmeting wordt stilgelegd tussen het begaan van een overtreding (op het fluitsignaal van één van de één of twee scheidsrechters) en het nemen van de daaropvolgende vrije worp. Na 2 periodes wisselen de teams van speelhelft. Indien er een verlenging is wisselen de teams na 1 periode van speelhelft. Een periode in de verlenging duurt even lang als in de reguliere speeltijd. Een verlenging heeft 2 periodes. Er is alleen een verlenging bij wedstrijden waar een winnaar uit moet komen, bijvoorbeeld een bekerwedstrijd. Als er na de verlenging nog geen winnaar is worden er strafworpen genomen.
Speelveld
De minimale diepte van het bad is 1,80 meter. Wanneer dit maar net gehaald wordt en wat grotere spelers dus op de bodem kunnen staan, dan is dit alleen toegestaan wanneer de betreffende speler de bal niet in zijn bezit heeft. Zodra een speler de bal krijgt móet hij zwemmen. Blijft hij toch staan, of zet hij zich af van de bodem, dan wordt dit bestraft met een vrije worp voor de tegenpartij.
De bal
De bal mag door veldspelers maar met één hand tegelijk worden aangeraakt. De keepers mogen de bal met twee handen aanraken binnen de 5 meterzone. Verder mogen spelers die de bal vasthouden onder water worden geduwd, maar de bal zelf mag niet onder water komen, als een speler wordt aangevallen. De bal met twee handen tegelijk aanraken of de bal onder water duwen als je wordt aangevallen wordt bestraft met een vrije worp voor de tegenpartij. Als dit echter binnen de 5 meter zone gebeurt dan zal er een vijfmeter-bal toegekend worden aan de tegenstander.
Overtredingen
Lichte overtredingen worden bestraft met een vrije worp. Deze kan de speler gebruiken om de bal af te spelen op een van zijn medespelers of om zelf mee te gaan zwemmen. De vrije worp mag direct op het doel geschoten worden als de overtreding buiten de vijfmeter-zone is begaan. Indien dit niet het geval is, dan dient de bal via een medespeler te gaan.
Zware overtredingen zoals iemand vasthouden tijdens het zwemmen worden bestraft met een U20. Bij een U20 moet de bestrafte speler naar de hoek zwemmen bij de eigen doellijn tegenover de tafel van het wedstrijdsecretariaat (waar de score en tijd worden bijgehouden), en moet daar 20 seconden blijven liggen tenzij in die tijd de bal in bezit komt van de eigen partij. Dan mag de bestrafte speler weer de hoek verlaten. Wanneer hij nog niet in de hoek ligt, moet hij daar echter alsnog eerst naartoe zwemmen. Het weggooien van een bal nadat er gefloten is voor een overtreding wordt ook bestraft met een U20. In tegenstelling tot andere sporten wordt het bij waterpolo over het algemeen niet getolereerd dat een speler commentaar heeft op de leiding. Ook in dit geval zal hij worden bestraft met een U20. Wanneer een zware overtreding binnen de vijfmeter-zone (strook van vijf meter vanaf de doellijn van de partij die in dat gebied verdedigt) plaatsvindt met een kans om te scoren, kent de scheidsrechter een vijfmeter-bal toe. Dit is vergelijkbaar met een penalty bij voetbal. Wanneer een speler meedoet met het spel terwijl deze niet mee mag doen, bijvoorbeeld als hij niet helemaal in de hoek is gaan liggen bij een U20, wordt er ook een vijf-meterbal toegekend. Indien een speler driemaal wordt uitgesloten voor 20 seconden, dan mag hij/zij niet meer deelnemen aan het spel. Een medespeler mag zijn/haar plaats innemen.
Zware overtredingen worden bestraft met een UMV of UMV4. UMV staat voor Uitsluiting Met Vervanging, waar de toevoeging "4" staat voor "4 minuten". Een medespeler mag na verstrijken van de straftijd de plaats innemen van de bestrafte speler. Een UMV wordt gegeven in geval het spel niet tolereerbaar is. De straf wordt bijvoorbeeld gegeven voor onbesuisd spel of het beledigen van de scheidsrechter of andere official. De duur van uitsluiting is 20 seconden netto speeltijd. Wanneer een speler zich schuldig maakt aan een zeer zware overtreding, bijvoorbeeld het bewust slaan van een medespeler, kan hij een UMV4 krijgen, wat staat voor een uitsluiting voor 4 minuten, waarna betreffende speler zelf geen deel meer mag nemen aan het verdere spel. Na het verstrijken van 4 minuten netto speeltijd mag een vervangende speler zijn plaats innemen. UMV4 is dan ook een afkorting voor Uitsluiting Met Vervanging na 4 minuten. Van iedere UMV4 moet een rapport worden opgemaakt, waarna een tuchtcommissie uitspraak doet over de strafmaat. De standaardstraf is een schorsing voor twee wedstrijden.
De sport wordt beoefend met een speciale bal. De bal die gebruikt wordt door herenteams is ongeveer even groot als een voetbal en heeft een gewicht van 400 à 450 gram. De bal die gebruikt wordt bij dames- en jeugdteams is iets kleiner en iets lichter.
Een belangrijk kenmerk van de bal is dat hij veel grip heeft, zodat je hem ondanks zijn grootte toch met één hand kunt vasthouden.
Bij waterpolo zijn verschillende zwemtechnieken van groot belang. Daarom zijn hier de meest belangrijke technieken weergegeven.
Borstcrawl.
De positie van de zwemmer in het water, staat een grotere bewegingsvrijheid van de armen toe dan bij de rugcrawl, waarbij het stuwende gedeelte van de slag achter de ruggengraat plaatsvindt. Het voorwaarts bewegen van de armen, de zogeheten contrafase, geschiedt boven het water (zoals bij de rugcrawl en vlinderslag) hetgeen een enorme reductie van de weerstand betekent ten opzichte van de schoolslag. Verder zorgt ook het over de lengteas rollen van het lichaam voor een meer economische glijding door het water. Ten slotte kent deze slag in vergelijking met andere slagen een relatief constante snelheid, door de afwisseling van stuwing door linker- en rechterarm.
Rugcrawl
Rugslag of rugcrawl is een zwemslag die op de rug wordt gezwommen. Het onderdeel heeft als voordeel een eenvoudige ademhaling, maar als nadeel dat de zwemmer niet ziet waar hij zich bevindt. Om dat te ondervangen zijn in vrijwel elk zwembad herkenningspunten aan het plafond boven het bassin bevestigd. Helaas neemt dit niet weg dat het risico om tegen andere zwemmers te botsen nog steeds aanwezig is.
Omdat de doorhaal van de armen langs het lichaam plaatsheeft, bestaat de neiging te gaan slingeren en dus af te wijken van wat als de ideale lijn wordt beschouwd. Vereist is daarom een goede beenslag om deze zijwaartse afwijkingen te compenseren, meer nog dan bij bijvoorbeeld de borstcrawl. Daarnaast blijft de stuwende functie van de benen van belang.
Niet de benen, maar de armen dragen grotendeels bij aan de verplaatsing en dus de snelheid in het water. Deze verplaatsing moet zo gelijkmatig mogelijk worden uitgevoerd. Evenals de borstcrawl isde rugcrawl een zogeheten continue slag. De armbewegingen zijn grofweg onder te verdelen in de overhaal en de doorhaal.
Schoolslag
Schoolslag is niet alleen de oudste zwemslag, maar tevens de meest in de praktijk gebrachte slag, vanwege het simpele feit dat de slag de zwemmer eenvoudig in staat stelt adem te halen.
Het is ook de traagste van de vier zwemslagen. Topzwemmers overbruggen gemiddeld 1,67 meter per seconde. De geschiedenis van de schoolslag gaat terug naar het Stenen Tijdperk, zo bewijzen diverse gevonden afbeeldingen en tekeningen in grotten. De 'klappende' beweging met de benen is indertijd zo goed als zeker afgekeken van het zwemgedrag van kikkers.
Schoolslag is een zogeheten discontinue slag; de verplaatsing is schoksgewijs. Het is in Nederland en België de eerste slag, die wordt geleerd aan kinderen, zoals bij het schoolzwemmen.
Is de functie van de armslag bij een geoefende schoolslagzwemmer primair stuwend, bij beginnende zwemmers worden de armen vooral gebruikt om het hoofd boven water te houden. Zo wordt steun gezocht. De schoolarmslag is de enige armslag waarbij de contrafase - de fase waarin de handen en armen tegen de zwemrichting in worden bewogen - onder water plaatsheeft. De armen en handen komen tijdens de gehele slag niet boven het wateroppervlak uit, hetgeen veel weerstand tot gevolg heeft.
De armslag is onder te verdelen in:
uitgangshouding
glijfase
trekfase
duwfase
contrafase (zie hierboven)
Juist bij de armslag zijn de individuele verschillen groot; bij de een smallere en bij de ander juist een bredere uitvoering van de stuwbaan, de lengte van de stuwbaan en/of de diepte van de trekfase.
Bij de schoolslag is de 'klappende' beenbeweging verreweg de belangrijkste stuwingfactor. Het stuwvlak bestaat uit de binnenzijde van de enkel en de voetzool, en de binnenzijde van het scheenbeen.
Vlinderslag
Dit is een zwemslag die bij waterpolo vrijwel niet gebruikt / beoefend wordt. De vlinderslag is de op één na de snelste zwemslag, getuige de onderlinge tijden. De verplaatsing is minder continu dan de borstcrawl, door de gelijktijdigheid van de armbeweging. Ook de ligging is minder ideaal, omdat méér in verticale richting bewogen moet worden.
Vlinderslag is, zoals dat heet, een echte 'hoofdzaak', en dat heeft alles te maken met de bewegingen van het hoofd ten opzichte van de romp. Voor een optimale snelheid moet het lichaam in voldoende mate deze beweging volgen om de wisselende bol-hol-ligging goed aan te voelen. De timing van de hoofdbeweging op de armslag is doorslaggevend. Bovendien moet de timing van de ondersteunende beenactie aansluiten op de bol-hol vanuit de armslag en de hoofdbeweging.
De bij de vlinderslag gehanteerde armslag komt neer op: (1) insteken, (2) (kort) glijden, (3) trekken, (4) duwen, (5) uithalen en (6) overhalen. De functie van de beenslag is tweeledig: zowel stabiliserend als stuwend. De vlinderslagbeenbeweging is een voortdurend op en neer bewegen van beide benen, en dat gelijktijdig. De beweging bestaat uit een upbeat (opslag) en een downbeat (neerslag), die vanuit de heupen wordt ingezet.
Watertrappen
Watertrappen is een techniek om in het water het hoofd boven water te houden, door met de benen een trappende beweging te maken. Vaak is het niet mogelijk om tijdens het watertrappelen een specifieke richting op te zwemmen.